< En tot de `Ad (zonden Wij) hun broeder Hoed. Hij zei < O mijn volk, aanbid Allah, er is voor jullie geen god dan Hij, zullen jullie dan niet (Allah) vrezen? > En de vooraanstaanden onder zijn volk, die ongelovig waren, zeiden < Voorwaar, wij zien dat jij in dwaasheid verkeert; en voorwaar, wij menen zeker dat jij tot de leugenaars behoort. > Hij Hoed zei < O mijn volk, er is bij mij geen dwaasheid, maar ik ben een Boodschapper van de Heer der Werelden. Ik verkondig jullie Boodschappen van mij Heer en ik ben voor jullie een betrouwbare raadgever. > En verbaasde het jullie, dat er tot jullie een vermaning van jullie Heer is gekomen, door een man uit jullie midden om jullie te vermanen? En gedenkt toen Hij jullie tot opvolgers had aangesteld na (de ondergang van) het volk van Noeh. En jullie gestalten maakten Wij groter (dan die van hen). Gedenkt daarom de gunsten van Allah Hopelijk zullen jullie welslagen. > Zij zeiden < Ben jij tot ons gekomen opdat Wij Allah als Enige aanbidden en verlaten wat onze vaderen plachten te aanbidden?, als jij tot de waarachtigen behoort. > Hij zei < Waarlijk, een bestraffing en toorn van jullie Heer is er over jullie neergekomen. Willen jullie met mij redetwisten over de namen die jullie en jullie vaderen gaven (aan jullie afgoden), waarvoor Allah geen bewijs heeft neergezonden? Wachten jullie maar: voorwaar, ik behoor met jullie tot de wachtenden. > Toen redden Wij hem (Hoed) en degenen met hem door Genade van Ons en Wij roeiden degenen die Onze Tekenen loochenden geheel uit. En zij plachten geen gelovige te zijn. > Q.7:72