Het verhaal van Salih a.s., de vrouwtjeskameel

< En tot de Tsamoed (zonden Wij) hun broeder Salih. Hij zei < O, mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god dan Hij. Waarlijk, er is een duidelijk bewijs van jullie Heer tot jullie gekomen. Dat is de vrouwtjeskameel van Allah, als een Teken voor jullie. Laat haar daarom op de aarde van Allah eten en doe haar geen kwaad, anders zal een pijnlijke bestraffing jullie grijpen. En (gedenkt) toen Hij jullie tot opvolgers aanstelde na (de ondergang van ) de `Ad en Hij jullie op aarde vestigde. Jullie namen van haar vlakten om er paleizen (op te bouwen) en jullie namen van de bergen om er huizen uit te houwen. Gedenkt daarom de gunsten van Allah en sticht geen onheil op de aarde, als verderfzaaiers.> De vooraanstaanden, van degenen die hoogmoedig waren onder zijn volk, zeiden tot de nederigen onder hen die geloofden <Weten jullie dat Salih een door zijn Heer gezondene is?> Zij zeiden <Voorwaar, wij geloven in hetgeen waarmee hij is gezonden.> Degene die hoogmoedig waren, zeiden <Voorwaar, wij geloven niet in hetgeen waarin jullie geloven.> Zij slachtten de vrouwtjeskameel en zij minachtten het bevel van hun Heer en zij zeiden <O Salih, laat het aangezegde (de bestraffing) tot ons komen, als jij tot de gezanten behoort!> Toen greep de aardbeving hen, waardoor zij doden in hun huizen werden. Toen wendde hij (Salih) zich van hen af en zei <O mijn volk, voorzeker, ik heb jullie een Boodschap van mijn Heer verkondigd en jullie raad gegeven, maar jullie houden niet van de raadgevers. > Q7:73-79

 

< En tot de Tsamoed zonden Wij hun broeder Salih, hij zei <O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen andere god dan Hij, Hij is Degene Die jullie uit de aarde heeft doen ontstaan en die jullie daarop heeft gevestigd, vraagt Hem daarom om vergeving en wendt jullie dan in berouw tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is nabij, Verhorend.> en zij (de Tsamoed) zeiden <O Salih, waarlijk, hiervoor was jij temidden van ons iemand waarop wij onze hoop hadden gevestigd. Verbied jij ons dat wij aanbidden wat onze vaderen aanbaden? En voorwaar, wij verkeren in grote twijfel over hetgeen waartoe jij ons oproept.> Hij zei <O Mijn volk, wat denken jullie, als ik op een duidelijk bewijs van mijn Heer steun en Hij mij Barmhartigheid van Hem heeft geschonken: wie kan mij dan tegen (de bestraffing van) Allah helpen als ik Hem ongehoorzaam ben. Daarom vermeerderen jullie niets voor mij dan verlies.> En <O mijn volk, dit is een vrouwtjeskameel van Allah, als een Teken voor jullie, laat haar daarom eten van de aarde van Allah en doe haar geen kwaad, anders zal een nabije bestraffing jullie grijpen.> Toen slachtten zij haar, waarop hij (Salih) zei <Blijft drie dagen in jullie huizen. Dat is een aanzegging die niet kan worden geloochend.> En Ons bevel kwam, redden Wij Salih en degenen die met hem geloofden, door Genade van Ons en (Wij redden hen) van een vernedering op die Dag. Voorwaar, jouw Heer is de Sterke, de Almachtige. En de bliksemslag greep degenen die onrecht hadden gepleegd, zodat zij doden in hun huizen werden. Alsof zij er nooit gewoond hadden. Weet, voorwaar, de Tsamoed waren ongelovig aan hun Heer. Weet: verdoemd zij de Tsamoed. > Q.11:61-68

 

<En niets verhinderde Ons de Tekenen neer te zenden dan dat de voorafgaanden hen loochenden. En Wij gaven de Tsamoed de vrouwtjeskameel, als een duidelijk zichtbaar (Teken) maar zij behandelden haar onrechtvaardig En Wij zenden de Tekenen alleen maar om (hen) te doen vrezen.> Q.17:59

 

Het volk dat uit bergen huizen hieuwden

< En voorzeker, de bewoners van Hidjr* loochenden de Boodschappers. En Wij hebben Onze Tekenen gegeven maar zij plachten zich daarvan af te wenden. En zij hieuwen de rotsen uit tot veilige woningen. Toen trof de donderslag hen in de ochtend. Toen baatte wat zij plachten te verrichten hen niet. Q. 15:80-84

* De Hidjr-vallei ligt tussen de stad Medina en Sjam (Syriƫ). Hierin woonde het volk van de Tsamoed waaraan de Profeet Salih gezonden was.