Adam, de eerste mens op aarde, was ook door Allah benoemd als Zijn eerste profeet. Allah openbaarde aan Adam de zuivere godsdienst, Islam en gaf hem de opdracht deze aan zijn nakomelingen te onderrichten. De nakomelingen van Adam, die de door hem gewezen we volgden waren de goede mensen. Maar er waren ook kinderen van Adam die niet naar zijn leer wilden luisteren en van kwaad tot erger vervoelen. Sommigen begonnen de zon, maan en sterren te aanbidden, anderen aanbaden bomen dieren of wateren. Op deze manier was onwetendheid de bron van allerlei soorten bijgeloof en werd een heel scala aan godsdiensten geboren. Dit alles vond plaats toen het geslacht van Adam zich al wij en zijd over de aarde verspreid had en zich tot een verscheidenheid van rassen had ontwikkeld. Elk volk bedacht zijn eigen religie met aparte leerstellingen en rituelen. Allah, de ene ware, was totaal vergeten. langzamerhand steeg de verwarring ten top en onwetendheid heerste alom. het verschil tussen hoed en kwaad werd niet meer herkend. onrechtvaardigheid en wreedheid werden goedgekeurd of normaal gevonden en deugdzaamheid werd naar de achtergrond verdrongen. (A.A. Maududi, de boodschap van de islam blz 33-34)