Islambronnen

Bronnen

Contact

< Voorwaar, Allah verkoos Adam en Noeh en de familie van Ibrahim en de familie van `Imran boven de (andere) wereldbewoners. Zij zijn afstammelingen van elkaar, en Allah is Alhorend, Alwetend > Q. 3:33-34

 

Schepping van de eerste mens en de Djin

< En voorzeker, Wij hebben de mens (Adam) geschapen uit klei, van zwart slijk gevormd. En Wij hebben daarvoor de Djinn`s geschapen uit een gloeiend vuur. > (Gedenkt) toen jouw Heer tot de Engelen zei < Voorwaar, Ik zal een mens scheppen van klei, uit zwart sluik gevormd. > Q. 15:26-28

 

De eerste keer dat satan de mens bedroog

< En Wij hadden vroeger met Adam een verbond gesloten, maar hij vergat het. Wij vonden bij hem geen vastberadenheid. En toen Wij tegen de Engelen Zeiden < Werp jullie neer voor Adam, > wierpen zij zich neer, behalve Iblis, hij weigerde. Daarop Zeiden Wij < O Adam, voorwaar, dit is zeker een vijand van jou en jouw vrouw. Laat hem daarom jullie niet uit het Paradijs verdrijven, want dan zal jij zeker ongelukkig worden. Voorwaar, daarin is voor jou geen honger en jij bent er niet naakt. Jij hebt er zeker geen dorst en jij wordt er niet blootgesteld aan hitte. > Maar de Satan fluisterde hem in, en zei < O Adam, zal ik jou de eeuwige boom wijzen en een koninkrijk dat niet vergaat? > Vervolgens aten zij ervan, zodat hun schaamte zichtbaar werd en zij begonnen zich te bedekken met bladeren van het Paradijs; en zo was Adam zijn Heer ongehoorzaam en dwaalde hij. Hij (Allah) zei < Daalt hieruit af, tezamen, onder jullie zal de één de vijand zijn van de ander. Maar als van Mij leiding tot jullie komt: wie Mijn Leiding volgt dwaalt niet en is niet ongelukkig. > Q. 20: 115-123

 

De zonden van Adam a.s., Kaïn en Abel

< Vertel hen de waarheid over het verhaal over de twee zonen van Adam: toen zij een offer brachten, werd één van hen (Abel) aanvaard en van de ander (Kaïn) werd het niet aanvaard. Hij (Kaïn) zei < Ik zal jou doden > Hij (Abel) zei < Voorwaar, Allah aanvaardt alleen (het offer) van de Moesttaqoen. Wanneer jij je hand naar mij uitstrekt om mij te doden: het is niet aan mij om mijn hand naar jou uit te strekken om jou te doden, waarlijk, ik vrees Allah, Heer de Werelden. Voorwaar, ik wil dat je mijn zonde en jouw zonde op je neemt en dat je dan tot de bewoners van de Hel wordt. En dat is de vergelding voor de onrechtvaardigen. > Toen zette hij zich ertoe aan om zijn broeder te doden en hij doodde hem, en zo werd hij een van de verliezers. Toen stuurde Allah een raaf, die over de grond kraste om hem te laten zien hoe hij het lichaam van zijn broeden kon bedekken. hij zei < Wee mij! waarom ben ik zo zwak dat ik niet net zoals de raaf het lichaam van mijn broeder kan bedekken? > En zo werd hij een van hen die wroeging hebben. > Q. 5:27-31

 

Het verhaal van Adam a.s.

< En voorzeker, Wij hebben jullie geschapen, vervolgens hebben wij jullie vormgegeven en daarna zeiden wij tot de Engelen < knielt jullie naar voor Adam > toen knielden zij, behalve Iblis, hij behoorde niet tot de knielende. Hij Allah vroeg < Wat belemmerde jou je neer te knielen, toen Ik het jou beval? > hij zei < Ik ben beter dan hem (Adam); u hebt mij uit vuur geschapen terwijl u hem uit aarde hebt geschapen. > Hij (Allah) zei < Daal af uit het (Paradijs), want het past jou niet dat jij je er hoogmoedig in gedraagt, vertrek daarom. voorwaar, jij behoort tot de vernederden. > Hij zei < geef mij uitstel tot de Dag waarop zij opgewekt zullen worden. > Hij (Allah) zei < Voorwaar, jij behoort tot hen aan wie uitstel is gegeven. > Hij (Iblis) zei < Omdat U mij hebt doen dwalen, zal ik hen belemmeren op Uw recht Pad. Daarna zal ik zeker tot hen komen, van voor hen en van achter hen en van hun rechterzijde en van hun linkerzijde, en U zult de meesten van hen niet als dankbaren aantreffen. > Hij (Allah) zei < Ga er uit weg, veracht en verstoten. Wie van hen jou dan volgt: voorwaar, Ik zal de hel vullen met jullie allen. En O Adam, verblijft in het Paradijs, jij en je vrouw, en eet wat jullie willen, en nadert deze boom niet, want dan zullen jullie tot de onrechtplegers behoren. > Toen fluisterde de Satan hen in om te onthullen wat er van hun schaamte bedekt was, en hij zei < Jullie Heer houdt jullie slechts van deze boom af omdat jullie anders Engelen worden, of dat jullie tot de eeuwiglevenden zullen behoren. > En hij bezwoer hun < Voorwaar, ik behoor voor jullie zeker tot raadgevers. > Waarlijk, hij bedroog hen door misleiding. Toen zij dan van (de vruchten van) de boom hadden geproefd, werd hun schaamte zichtbaar en zij begonnen zich te bedekken met aanééngeregen bladeren van het paradijs. En hun Heer roep tot hen < Heb ik jullie deze boom van jullie niet verboden en heb Ik niet tot jullie gezegd < Voorwaar, de Satan is voor jullie een duidelijke vijand? > Zij zeiden < Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht aangedaan en wanneer U ons niet vergeeft en ons geen genade schenkt, dan zullen wij zeker tot de verliezers behoren. > Hij Allah zei < Daalt af, jullie zijn elkaars vijanden, en voor jullie is er op de aarde een verblijfplaats en een genieting tot een bepaalde tijd. > Hij zei < Daarop zullen jullie leven en daarop zullen jullie sterven en daaruit zullen jullie tevoorschijn worden gebracht. > O Kinderen van Adam, voorzeker. Wij hebben voor jullie kleding neergezonden om jullie schaamte te bedekken en versierselen. En het kleed van het vrezen (van Allah), dat is de het beste. Dat zijn een aantal van Allah`s Tekenen. Hopelijk laten zij zich vermanen. O Kinderen van Adam laat de Satan jullie niet in verzoeking brengen, zoals hij jullie voorouders uit de tuin heeft verdreven < hij nam hun kleding van hen weg om hen hun schaamte te tonen. Hij en zijn aanhangers zien jullie van waar jullie hen niet zien. Voorwaar, wij hebben de Satans tot leiders gemaakt voor degenen die niet geloven. Q. 7:11-27