Islambronnen

Bronnen

Contact

< En aan Loeth schonken Wij wijsheid en kennis en Wij redden hem uit de stad waarvan (de bevolking) vuiligheid placht te bedrijven. Voorwaar, zij waren een slecht volk, zwaar zondigen. > Q. 21:74

 

< ... Tsamoed, het volk van Loeth ... > Q. 38:13

 

Het verhaal van Loeth, het onzedelijke volk

< Toen de gezanten (de Engelen) tot de volgelingen van Loeth kwamen. Hij (Loeth) zei < Jullie zijn een onbekend volk. > De gezanten (de Engelen) zeiden < Eigenlijk zijn wij tot jou gekomen, met dat waarover zij (het onrechtplegende volk) plachten te twijfelen (de bestraffing). En wij zijn tot jou gekomen met de Waarheid. En voorwaar, wij zijn zeker waarachtigen. Dus vertrek daarom met jouw familie in het laatste gedeelte van de nacht. En volg achter hen (jouw familie) en laat niemand van jullie omkijken en vervolg (de reis) zoals jullie bevolen is. > En Wij openbaarden aan hem (Loeth) die zaak: dat zij in de ochtend zullen worden uitgeroeid. En de bewoners van de stad (Sodom) verheugden zich. En (Loeth) zei < Voorwaar, dit zijn mijn gasten; maakt mij dus niet te schande. En vreest Allah en vernedert mij niet. > Zij zeiden < Hebben wij jou niet verboden (over ons te praten) tegen de mensen? > Hij (Loeth) zei < Dit zijn mijn dochters (vrouwen uit mijn volk), als jullie (iets op toegestane wijze willen) doen. Bij jou leven (O Muhammed): voorwaar, zij verkeren onrustig in hun dwaling. Toen trof de donderslag hen bij zonsopgang. Toen keerden Wij haar (de stad) ondersteboven en deden Wij op hen stenen van harde klei neerkomen. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor degenen die er lering uit trekken. Voorwaar, zij (de stad) ligt aan een (nog) bestaande weg. En voorwaar, daarin is zeker een Teken voor de gelovigen. > Q. 15:61-77

 

< En (gedenkt) Loeth, toen hij tot zijn volk zei < begaan jullie zedeloosheid die nog niemand van de bewoners van de werelden vóór jullie heeft begaan? Voorwaar, jullie naderen zeker wellustige mannen in plaats van vrouwen. Jullie zijn zelfs ten overschrijdend volk. > En het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden < Verdrijft hen (Loeth en zijn volgelingen) uit jullie stad. Voorwaar, zij zijn de mensen die zich reinigen. > Toen redden Wij hen en zijn volgelingen, behalve zijn vrouw, zij behoorde tot de achterblijvers (die gestraft werden). En Wij deden een regen (van stenen) op hen neerkomen. Zie dan hoe het einde was van de misdadigers. Q. 7:80-84

 

 

 

 

< Het volk van Loeth loochende de Boodschappers. (Gedenk) toen hun broeder Loeth tot hen zei < Vrezen jullie Allah niet? Voorwaar, ik ben voor jullie een betrouwbare Boodschapper. Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. En ik vraag jullie er geen beloning voor, want mijn beloning berust alleen bij de Heer der Werelden. Waarom benaderen jullie van de wereldbewoners de mannen? En verlaten jullie hen die jullie Heer als echtgenotes geschapen heeft? Jullie zijn beslist een overtredend volk! > Zij zeiden < O Loeth, als jij er niet mee ophoudt, behoor jij tot de verdrevenen. > Hij zei < Voorwaar, ik behoor tot hen die jullie daden verachten. Mijn Heer, red mij en mijn familie van wat zij doen. > En Wij hebben hem en zijn familie allen gered. Behalve een oude vrouw onder de achterblijvers. Toen vernietigden Wij de anderen. Wij deden een (vulkanische) regen op hen neerstromen, hoe slecht was de regen voor de gewaarschuwden! Voorwaar, daarin is zeker en Teken, Maar de meesten van hen zijn geen gelovigen. >

 

De vrouwen van Noeh en Loeth

< Allah heeft degenen die niet geloven de vrouwen van Noeh en Loeth als een voorbeeld gegeven. Zij waren onder de hoede van twee rechtschapen van onder Onze dienaren, maar zij verraden hen, toen baten zij (Noeh en Loeth) hun in niets tegen Allah. En er wordt tot hen (de beide vrouwen) gezegd < Treedt de hel binnen, tezamen met de binnentreders. > Q. 66:10