Islambronnen

Bronnen

Contact

< Voorwaar, Allah verkoos Adam en Noeh en de familie van Ibrahim en de familie van `Imran boven de (andere) wereldbewoners. Zij zijn afstammelingen van elkaar, en Allah is Alhorend, Alwetend. > Q3:33-34

 

< Zeg < Wij geloven in Allah en in wat er tot ons neergezonden is en in wat er neergezonden is aan Ibrahim en Ismail, Ishaq, Yaqoeb en de kinderen van Yaqoeb (al Asbath) en in wat er aan Musa, `Isa en de Profeten van hun Heer werd gegeven. Wij maken geen onderscheid tussen wie van hen dan ook en wij hebben ons aan Hem overgegeven. > Q. 3:84

 

De gunsten van Allah aan Ibrahim

< Of zijn zij jaloers op de mensen vanwege wat Allah hen Zijn gunst geeft gegeven? Waarlijk, Wij gaven de familie van Ibrahim de Schrift en de Wijsheid en Wij geven hem een geweldige koninkrijk. > Q. 4:54

 

< En (gedenkt) toen Ibrahim door zijn Heer beproefd werd met enkele woorden (geboden en verboden) die hij daarop in acht nam. Hij (Allah) zei < Voorwaar, Ik zal jou voor de mensheid tot een leider maken. Hij (Ibrahim) zei < En ook van mijn nageslacht? > Hij Allah antwoordde < Mijn verbond omvat de onrechtplegers niet. > Q 2:124

 

< En (gedenkt) toen Wij het Huis (de Ka`bah) tot een plaats van verzameling voor de mensheid maakten en een plaats van veiligheid. En neemt de standplaats van Ibrahim tot een plaats voor de salaat. En wij legden de plicht op aan Ibrahim en Ismail < Reinigt Mijn Huis voor degenen die de ommegang (thawaf) maken en voor hen die er de I`tikaf* verrichten en voor hen die zich buigen en die knielen (in de salaat). En (gedenkt) toen Ibrahim smeekte < Mijn Heer, maak dit gebied tot een veilige plaats en voorzie haar bewoners met vruchten, degenen van hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals. > Hij (Allah) zei < En (ook) degene die ongelovig is, zal ik genietingen schenken, voor een korte tijd, daarna zal Ik hen naar de bestraffing van de Hel drijven En dat is de slechtste plaats van terugkeer. En (gedenkt) toen Ibrahim de grondvesten van onze het Huis legde, en Ismail (samen smekend) < Onze Heer, aanvaard het van ons: voorwaar, U bent de Alhorende, de Alwetend. Onze Heer, maar ons beiden tot mensen die zich overgeven aan U en (maak) onze nakomelingen tot een volk dat zich overgeeft aan U en onderwijs hun het gebruiken (van o.a. de Hadj) en aanvaard ons berouw. Voorwaar, U bent de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. Onze Heer! En zend tot hen een Boodschapper van hun (eigen volk), die hun Uw Verzen voordraagt en die hen het Boek (de Koran) en de Wijsheid onderwijst en die hen reinigt. Voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze. > En wie keert zich af van de godsdienst van Ibrahim, anders dan wie zichzelf voor de gek houdt? En voorzeker hebben Wij hem uitverkoren in de wereld, en voorwaar, hij behoort in het Hiernamaals tot de oprechten. En (gedenkt) toen zijn Heer tot hem zei < onderwerp jezelf (aan Mij). > Hij zei < Ik onderwerp mij aan de Heer der Werelden. > En Ibrahim droeg aan zijn kinderen en aan Yaqoeb op < O mijn kinderen, voorwaar, Allah geeft de godsdienst voor jullie gekozen, sterft daarom niet, behalve als jullie overgegevenen zijn. > Q. 2:125-133

*`I`tikaf betekent letterlijk 'verblijven'. Bedoeld wordt: het vrijwillige verblijven in een moskee voor een bepaalde tijd met als doel, het zoeken van toenadering tot Allah, bijvoorbeeld door het gedenken van Hem, het reciteren van de Koran en het overpeinzen van zijn inhoud.

 

Degene die met Ibrahim redetwistte over Allah

< Weet jij niet van degene die met Ibrahim over zijn Heer redetwistte, omdat Allah hem het koninkrijk had gegeven? Toen Ibrahim zei < Mijn Heer is Degene Die doet leven en doet sterven. > Hij zei < Ik doe leven en sterven. > Ibrahim zei < Maar voorwaar, het is Allah Die de zon in het Oosten doet opkomen, doe jij haar dan in het Westen opkomen. > Toen zweeg degene die ongelovig was van verbazing. En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet. > Q. 2:258

 

Het verhaal van Ibrahim a.s., de vogels

< En toen Ibrahim zei < Mijn Heer, toon mij hoe U de doden doet leven. > Hij (Allah) zei < Geloof jij dan niet? > Hij zei < Jawel, maar opdat mijn hart tot rust komt. > Hij (Allah) zei < Neem dan vier (verschillende soorten) vogels en snijd ze voor je in stukken, leg dan van hen op iedere berg stukken; roep hen dan, zij zullen dan haastig tot je komen, en weet dat Allah Almachtig, Alwijs is. > * Q.2:260

*Ibrahim twijfelde niet aan de almacht van zijn Heer, dit zou hem als Profeet niet passen, maar hij was wel nieuwsgierig. Hij wilde graag zien hoe Allah iets levenloos, dat schijnbaar niet meer tot leven te wekken was, toch weer, dankzij Allah, overnieuw zou gaan leven. Om iets te scheppen, is het voor Allah voldoende om te zeggen < Koen, Fayakoen > ('Wees', en het is) zie Surah Ya Sin, Vers 82

 

Het verhaal van Ibrahim a.s., opzoek naar de Éne God

< En (gedenkt) toen Ibrahim tot zijn vader Azar zei < Neem jij afgodsbeelden tot goden? > Voorwaar, ik zei dat jij en jouw volk duidelijk in dwaling verkeren. > En zo lieten Wij Ibrahim het koninkrijk der hemelen en der aarde zien opdat hij tot de overtuigende zou behoren. En toen de nacht hem omhulde zag hij een ster, hij zei < Dit is mijn Heer. > Maar toen hij onderging zei hij < Ik hou niet van degenen die ondergaan. > En toen hij de maan zag opkomen, zei hij < Dit is mijn Heer. > Maar toen hij onderging zei hij < Tenzij mijn Heer mij leidt, zal ik zeker tot het dwalende volk behoren. > En toen hij de zon zag opgaan zei hij < Dit is mijn Heer, deze is groter. > Maar toen zij onderging, zei hij < O mijn volk: voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie deelgenoten (aan Allah) toekennen. > < Voorwaar, ik heb mijn aangezicht gewend naar Hem die de hemelen en de aarde schiep, als Hanif, en ik behoor niet tot de veelgodenaanbidders. > En zijn volk redetwisten met hem, hij zei < Redetwisten jullie mij over Allah, terwijl Hij mij geleid geeft? Ik vrees niet wat jullie Hem aan deelgenoten toekennen, behalve als mijn Heer iets wil. Mijn Heer omvat alles met Zijn kennis, trekken jullie (hier) dan geen lering uit? En hoe zou ik wat jullie aan deelgenoten toekennen (kunnen) vrezen, terwijl jullie niet vrezen Allah deelgenoten toe te kennen, waartoe Hij jullie geen bewijs gezonden heeft? Welke van de twee groepen heeft meer recht op veiligheid? Indien jullie dat wisten > Degenen die geloven en niet hun geloof met onrecht (afgoderij) mengen: zij zijn degenen die veiligheid toekomt en zij zijn de rechtsgeleide. En dat was Ons argument dat Wij Ibrahim tegen zijn volk gaven. Wij verheffen met graden wie Wij willen: voorwaar, jou Heer is Alwijs, Alwetend. Wij schonken hem (Ibrahim) Ishaq en Ya`qoeb, allen leidden Wij.. > Q. 6:74-84

 

Het verhaal van Ibrahim a.s., je zal kinderen krijgen

< En voorzeker, Onze gezanten (Engelen) kwamen tot Ibrahim met de verheugende tijding, zij zeiden < Selaam > (Vrede). Hij Zei < Selaam > Niet lang daarna bracht hij een geroosterd kalf. Toen hij dan zag dat hun handen er niet naar reikten, vonden hij hen vreemd en werd hij bang van hen. Zij zeiden < Vreest niet, Wij zijn gezonden tot het volk van Loeth. > En zijn vrouw stond en zij lachte, daarna verkondigden wij haar een verheugende tijding over (de geboorte van ) Ishaq, en na Ishaq Yaqoeb. Zij zei < Wee mij zal ik een kind baren, terwijl ik een oude vrouw ben, en deze echtgenoot van mij is een oude man. Voorwaar, dat is zeker iets verbazingswekkends. > Zij (de Engelen) zeiden < Verbaas jij je over de beschikking van Allah? (Het is ) Allah`s Barmhartigheid en het in Zijn zegeningen over jullie, O bewoners van het huis. Voorwaar, Hij is Meest Prijzenswaardig, Meest Vrijgevig. En toen de angst bij Ibrahim was verdwenen, en de hoede tijding tot hem was gekomen, redetwistte hij met Ons over het volk van Loeth. Voorwaar, Ibrahim, wend je hier van af! voorwaar de beschikking van jouw Heer is reeds gekomen. Voorwaar, een onafwendbare bestraffing zal tot hen komen. > Q. 11:69-76

 

Een vermaning voor degene die geloven in Ibrahim a.s. als profeet

< O Lieden van het Boek, waarom redetwisten jullie over Ibrahim? De Taurat en de Indjil zijn toch pas na hem geopenbaard, begrijpen jullie dan niet? Zo, jullie zijn degenen die geredetwist hebben over iets waarover jullie kennis hadden, maar waarom redetwisten jullie over iets waarover jullie geen kennis hebben? En Allah weet, en jullie weten niet. Ibrahim was geen Jood, en geen Christen, maar hij was een Hanif, die zich (aan Allah) overgegeven had, en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders. Voorwaar, de mensen die Ibrahim het meest nabij komen, zijn degenen die hem en deze profeet (Muhammed) volgen en degenen die geloven. En Allah is de Beschermer van de gelovigen. > Q. 3:65-68

 

< Zeg (O Muhammed) < Voorwaar, Mijn Heer heeft mij op een recht Pad geleid, de ware godsdienst, de godsdienst van Ibrahim, de Hanif, en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders. > Q. 6:161

 

Ibrahim`s vader was een vijand van Allah

< En Ibrahim`s verzoek om vergeving voor zijn vader was slechts vanwege een belofte die hij aan hem had gedaan. Toen het hem dan duidelijk was geworden dat hij een vijand van Allah was, verbrak hij (de band) met hem. Voorwaar, Ibrahim was zeker nederig, zachtaardig. > Q. 9:114

 

De smeekbede (dua) van Ibrahim a.s.

< En toen Ibrahim zei < Mijn Heer, maak deze stad veilig en houd mij en mijn zonen ervan af dat wij afgoden zouden aanbidden. Mijn Heer, voorwaar, zij hebben vele mensen doen dwalen. Wie mij dan volgt: voorwaar, die behoort bij mij. En wij mij niet gehoorzaamt voorwaar u bent Vergevensgezind, Meest Barmhartig. Onze Heer Voorwaar, ik heb mijn kinderen laten wonen in een onbegroeide vallei bij het gewijde huis (de ka`bah). Onze Heer! (Ik liet hen achter) zodat zij de salaat zullen onderhouden, laat daarom de harten van de mensen tot hen heugen, en voorzie hen van vruchten. Hopelijk zullen zij dankbaar zijn. Onze Heer Voorwaar, U weet wat wij verbergen en wat wij openlijk doen en er is voor Allah niets verborgen op de aarde en niet in de hemel. Alle lof zij Allah, die mij Ismail en Ishaq geschonken heeft, ondanks mijn ouderdom. Voorwaar, mijn Heer verhoort zeker de smeekbeden. Mijn Heer, vergeef mij en mijn ouders en de gelovigen op de Dag waarop de afrekening plaats vindt. > Q. 14:35-41